Teeltcontracten

Met enige regelmaat worden wij geconfronteerd met geschillen over teeltcontracten. Dit doet zich dan met name voor wanneer op het moment van levering de marktwaarde van het geteelde product erg afwijkt van de contractprijs. Is de marktwaarde op het moment van levering veel lager dan de contractprijs, dan probeert de afnemer onder zijn contractuele verplichtingen uit te komen. Hij zal dan zoeken naar gebreken in het gekochte product om de niet-afname ervan te kunnen rechtvaardigen. Indien de marktwaarde op het moment van levering veel hoger is dan de contractprijs, zal een afnemer niet zo kwaliteitskritisch zijn (en zal wellicht de teler naar mogelijkheden zoeken om van het contract af te komen).

Vanuit telersoogpunt noemen wij enige aandachtspunten bij de beoordeling van een (meestal door de afnemer op schrift gestelde) teeltovereenkomst (soms ook door de afnemer aangeduid als inkoopovereenkomst).

1. Kilo- of hectarecontract
Een teler dient zich het verschil tussen een zgn. kilocontract en een zgn. hectarecontract te realiseren. Wanneer er een bepaald aantal tonnages wordt verkocht met betrekking tot een gewas dat nog ter velde staat, is de teler er verantwoordelijk voor een eventuele minderopbrengst. Wanneer een aardappelteler uitgaat van 40 ton aardappelopbrengst per hectare en hij contracteert een afname van 400 ton op basis van 10 hectare aardappelteelt, is de teler verantwoordelijk voor een eventuele minderopbrengst, d.w.z. moet hij de kosten van eventuele dekkingsinkopen door de afnemer vergoeden. Vanzelfsprekend speelt dit probleem alleen maar in geval de contractprijs hoger is dan de markt- of veilingprijs bij levering. Doorgaans zal een teler alleen  in extreme gevallen een beroep kunnen doen op overmacht.

In beginsel verdient het voor een teler daarom de voorkeur om met een afnemer een zgn. hectarecontract aan te gaan. Wanneer voornoemde aardappelteler uiteindelijk slechts 350 ton aardappelen rooit van zijn 10 hectare, is hij tegenover de afnemer in beginsel niet verantwoordelijk voor de kosten van dekkingsinkopen van 50 ton.

2. Leverdatum
Er dient een concrete datum te zijn bepaald waarvoor – of periode waarbinnen – de afnemer het geteelde gewas moet afnemen. Het risico van de teelt (kwaliteitsachteruitgang) dient na afloop van die datum of periode op de afnemer over te gaan.

3. Tarreren
Moet het geteelde product nog worden getarreerd? Zo ja, dan dient er bij voorkeur getarreerd te worden bij de teler en – voor zover dit gebeurd bij de afnemer – in ieder geval in aanwezigheid van de teler, tenzij de teler aangeeft daarop geen prijs te stellen.

4. Kwaliteit
De kwaliteit waaraan het geteelde gewas (tenminste) dient te voldoen dient duidelijk in het contract te zijn benoemd en eventueel objectief door een extern deskundige te kunnen worden vastgesteld.
Wanneer de afnameverplichting beperkt is tot het gewas met een bepaalde (maximale) kwaliteit, dient de teler zich rekenschap te geven van zijn alternatieve afzetmogelijkheden van de andere (lagere) kwaliteitsklassen.

5. Reclametermijn
Er dient een duidelijke termijn te zijn genoemd, die aanvangt op het moment van aflevering,  waarbinnen de afnemer – op straffe van verval van rechten – over vermeende (verborgen) gebreken in het geleverde gewas dient te reclameren.

6. Arbitrageclausule
In veel teeltcontracten, die door de afnemer wordt opgesteld komt een zgn. arbitrageclausule voor. De teler dient zich te realiseren dat hij in geschilsituaties slechts bij genoemde arbitragecommissie terecht kan en daarna of daarnaast in beginsel niet naar de gewone burgerlijke rechter. In de praktijk bestaan er enige arbitragecommissies waarin personen afkomstig uit de kring van handelaren (afnemers van geteelde producten) beduidend beter zijn vertegenwoordigd dan personen uit de kring van telers. Een teler kan in die gevallen beter zijn recht op berechting van een eventueel geschil door de gewone rechter voorbehouden.

Marten van Eerten
GVK Advocaten Zwolle