De woning

Partners wonen tijdens hun relatie meestal samen in dezelfde woning. Bij een scheiding kunnen er geschillen ontstaan over wat er met de gezamenlijke koop- of huurwoning moet gebeuren en wie er moet verhuizen na de scheiding.

Koopwoning

Als u gezamenlijk eigenaar van een woning bent, dan zal de woning moeten worden verdeeld. Gezamenlijk eigendom kan ontstaan, doordat u samen de woning hebt gekocht. Het kan ook ontstaan als één van de partners de woning heeft gekocht, en deze woning door het huwelijk in gemeenschap van goederen is gevallen.

De woning kan op twee manieren worden verdeeld. Zo kan één van de ex-partners de woning overnemen en de ander uitkopen. Ex-partners moeten dan de waarde van de woning bepalen, waarna de vertrekkende partner recht heeft op de helft van de overwaarde van de woning. Dit is de waarde woning minus de hypotheekschuld. Het is verstandig om de woning te laten taxeren.

Daarbij is van belang dat degene die de woning overneemt de woning ook kan (her)financieren. Hierover beslist de hypotheekbank. Als ex-partners gezamenlijk eigenaar zijn, zijn zij immers meestal ook hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheek, ook als één van hen feitelijk niet meer in de woning woont. Dit blijft het geval totdat de hypotheek op naam van één van de partijen is gesteld en de ander door de hypotheekbank uit de hoofdelijke aansprakelijkheid is ontslagen.

Als geen van de ex-partners de woning kan (her)financieren of geen van beiden de woning wil overnemen, dan moet de woning worden verkocht. In dat geval zal de netto-verkoopopbrengst (verkoopprijs minus hypotheekschuld) tussen partijen worden verdeeld.

‘Als de woning geen gezamenlijk eigendom is, dan komt de woning toe aan degene die het eigendom heeft. Die persoon is meestal ook degene die aansprakelijk is voor de hypotheek. Wel kan er in het geval van een echtscheiding worden verzocht aan de rechter om het voorgezet gebruik van de woning aan één van de partners toe te kennen, ook als deze partner geen eigenaar is. Zo’n gebruiksrecht kan worden verkregen voor maximaal zes maanden na echtscheiding of beëindiging van het geregistreerde partnerschap. Het moet dan gaan om de woning waarin de partners tijdens het huwelijk hebben gewoond als gezin. De ander kan dan vragen om een gebruiksvergoeding, aangezien hij of zij geen gebruik kan maken van een woning waarvan hij of zij wél het (mede-)eigendom heeft.

Huurwoning

Als u getrouwd bent of een geregistreerd partnerschap bent aangegaan, dan bent u automatisch gezamenlijk huurder van de huurwoning, waarin u als gezin samenwoont. Dit is ook het geval als u niet gezamenlijk op het huurcontract staat. Bij een scheiding zult u afspraken moeten maken over wie er in de woning blijft en het huurrecht dus voortzet na scheiding. Als u niet samen tot afspraken komt, dan kunt u deze vraag aan de rechtbank voorleggen in de scheidingsprocedure. De rechter maakt een belangenafweging en oordeelt wie het huurrecht na scheiding mag voortzetten. De echtgenoot die het huurrecht niet mag voortzetten, zal een andere woning of verblijfplaats moeten zoeken.

Als u niet bent gehuwd of een geregistreerd partnerschap bent aangegaan, dan bent u niet automatisch gezamenlijk huurder van een huurwoning, waarin u een langere periode als gezin samen hebt gewoond. Degene die het huurcontract is aangegaan, is en blijft de huurder van de woning. Als u dit samen bent, dan volgt net als bij beëindiging van een huwelijk een belangenafweging door de rechter, als er geschillen zijn over het huurrecht na het uiteengaan. Ook de mede-huurder kan aanspraak maken op de huurwoning na beëindiging van de samenleving. Dit kan onder omstandigheden eveneens gelden als u juridisch gezien geen mede-huurder bent, maar wel ten tijde van het uiteengaan aan de wettelijke voorwaarden voor medehuurderschap voldoet.

Spoedprocedure

Is samenwonen niet meer houdbaar? Dan kunt u met een spoedprocedure (een voorlopige voorziening of kort geding) de rechter vragen om te beslissen wie er voorlopig in de woning mag blijven. Eén van de partners moet dan op zeer korte termijn vertrekken.