Aandachtspunten bij de inbreng in gebruik en genot van landbouwgrond 

Vennoten in een maatschap kunnen overeen komen dat de vennoot die eigenaar is van de landbouwgrond slechts het gebruiksrecht daarvan in de maatschap inbrengt. De inbrengende vennoot blijft dan eigenaar van deze landbouwgrond en ontvangt voor deze inbreng een vergoeding. 

Van belang is dat deze inbrengende vennoot voor zijn inbreng in gebruik en genot een vergoeding bedingt die mede afhankelijk is gesteld  van het te behalen bedrijfsresultaat van de maatschap. Bij een vaste vergoeding per hectare per jaar riskeert de inbrengende vennoot dat zijn medevennoot de tussen hen bestaande maatschapsovereenkomst als pacht aanmerkt en het maatschapscontract ter toetsing aan de Grondkamer zal voorleggen.

In de tweede plaats gebeurt het wel eens dat de boekhouder van de maatschap de waarde van de landbouwgrond op de balans activeert en de inbrengende vennoot daarvoor crediteert in zijn eigen vermogen op de openingsbalans. Een zodanige boekhoudkundige verwerking van de inbreng van landbouwgrond gaat verder dan een enkele inbreng in gebruik en genot en kan mogelijk als de inbreng van economisch eigendom worden aangemerkt. Dit kan ertoe leiden dat de inbrengende vennoot de waardeontwikkeling van zijn landbouwgrond bij de beëindiging van de maatschap met zijn medevennoot moet delen. 

Uit het voorgaande volgt dat zowel de opschriftstelling als de uitvoering van een maatschapscontract juridische aandacht vergt.

H.M. van Eerten; advocaat bij GvK Advocaten te Zwolle