Vrijstellingregeling en kettingbeding

Op 24 oktober 2018 is de Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij in werking getreden. Met deze vrijstellingsregeling wordt, althans: dat is de gedachte, tegemoet gekomen aan de belangen van zoogkoeienhouders.

Hierna volgt een korte beschouwing over de achtergrond van de Vrijstellingsregeling en de voorwaarden die gelden om deel te mogen nemen aan de Vrijstellingsregeling. Waar moet u als deelnemer aan de Vrijstellingsregeling op letten?

Achtergrond van de Vrijstellingsregeling

Met ingang van 1 januari 2018 is de Meststoffenwet (hierna: Mw) gewijzigd en is het stelsel van fosfaatrechten ingevoerd. Doel daarvan is te zorgen dat de fosfaatproductie onder het fosfaatplafond blijft.

Fosfaatrechten zijn niet alleen nodig voor melkkoeien maar ook voor het bijbehorende jongvee. Daarmee reikt het fosfaatrechtenstelsel verder dan het vroegere systeem van melkquota. Dit laat zich verklaren doordat het systeem van melkquota gericht was op regulering van de melkproductie (en jongvee natuurlijk nog geen melk produceert), terwijl het fosfaatrechtenstelsel gericht is op regulering van de fosfaatproductie van melkvee (ook jongvee produceert fosfaat, zij het in mindere mate), zodat kan worden voldaan aan de voorwaarden uit de derogatiebeschikking.[1] Het fosfaatrechtenstelsel geldt dus in beginsel niet voor de vleesveehouderij.

Om te voorkomen dat men jongvee voor de melkveehouderij via de vleesveehouderij buiten het fosfaatrechten houdt, wordt in het fosfaatrechtenstelsel een ruime definitie van het begrip ‘melkvee’[2] gehanteerd. Behalve voor melkkoeien zijn fosfaatrechten nodig voor jongvee jonger dan één jaar voor de melkveehouderij, vrouwelijke opfokkalveren voor de vleesveehouderij tot één jaar en  jongvee ouder dan één jaar, t.w. alle runderen van één jaar en ouder inclusief overig vleesvee, maar met uitzondering van roodvleesstieren en fokstieren.

Consequentie hiervan was dat dieren die nooit in de melkveehouderij terecht komen (d.i. dus het gros van het vleesvee), ook onder het fosfaatrechtenstelsel vielen terwijl, zoals gezegd, het fosfaatrechtenstelsel nu juist niet geldt voor de vleesveehouderij. Om dit te verhelpen kondigde de Minister bij Kamerbrief van 29 maart 2018 aan de definitie van het jongvee onder het fosfaatrechtenstelsel nader af te bakenen, zodat duidelijk zou worden dat voor jongvee dat gehouden wordt buiten de melkveehouderij alleen fosfaatrechten nodig zal zijn als de dieren bedoeld zijn om een kalf te krijgen (dus bestemd zijn als zoogkoe). Als gevolg hiervan hebt u als vleesveehouder alléén fosfaatrechten nodig voor jongvee dat niet wordt gehouden voor de melkveehouderij als de dieren bedoeld zijn om een kalf te krijgen, dus wanneer zij bestemd zijn om zoogkoe te worden. Als zij dan eenmaal een kalf gekregen hebben en dus gekwalificeerd kunnen worden als zoogkoe, hebt u niet langer fosfaatrechten nodig. Hetzelfde geldt voor weidekoeien, ook voor hen hebt u niet langer fosfaatrechten nodig.

Blijft staan dat u als zoogkoeienhouder nog steeds fosfaatrechten nodig hebt voor jongvee dat bestemd is om zoogkoe te worden. De Minister is voornemens om op dit punt een wetswijziging door te voeren. Vooruitlopend op deze wetswijziging is de Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij ingevoerd.

Inhoud Vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij

Kiest u ervoor om deel te nemen aan de Vrijstellingsregeling, dan wordt u vrijgesteld van de verplichting om fosfaatrechten te hebben voor jongvee dat bestemd is om zoogkoe te worden. In de ruil daarvoor dient u, indien u per 1 januari 2018 fosfaatrechten toegekend heeft gekregen, afstand van deze rechten te doen.

Verder dient u, in het jaar dat u van de vrijstelling gebruik maakt, op uw bedrijf geen melk- en kalfkoeien of jongvee voor de melkveehouderij te houden. Bedrijven die zowel dieren houden ten behoeve van de melkveehouderij als voor de vleesveehouderij, komen dus niet in aanmerking voor de Vrijstellingsregeling. In het verlengde hiervan geldt dat vrouwelijke runderen alleen mogen worden ingeschaard van en uitgeschaard naar bedrijven die deelnemen aan de Vrijstellingsregeling.

Bovendien dient u te verzekeren dat vrouwelijke runderen die op uw bedrijf zijn gehouden in het jaar waarin u van de vrijstelling gebruik maakte, nadien niet alsnog worden gehouden op melkproducerende bedrijven. Dit is een behoorlijke verplichting. U bent er namelijk verantwoordelijk voor dat een dier dat u hield in het jaar dat u deelnam aan de Vrijstellingsregeling en dat dus niet bestemd was voor de melkveehouderij, in een later stadium, door een opvolgende eigenaar, niet alsnog voor de melkveehouderij wordt gebruikt. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen toekomstige eigenaren in Nederland of het buitenland. Wordt het dier alsnog gebruikt voor de melkveehouderij, dan heeft dit terugwerkende kracht, in die zin dat u, als oorspronkelijke eigenaar, voor de periode dat u dit dier hield alsnog over voldoende fosfaatrechten dient te beschikken. Dit kan grote consequenties hebben.

Op het hebben van onvoldoende fosfaatrechten staan namelijk flinke sancties, zowel bestuurs- als strafrechtelijk. U loopt, als deelnemer aan de Vrijstellingsregeling, het risico dat u in de toekomst geconfronteerd wordt met een sanctie wegens het hebben van onvoldoende fosfaatrechten, omdat een dier, eens door u gehouden, alsnog gebruikt wordt voor de melkveehouderij terwijl dit dier allang uit uw macht is en u geen controle meer hebt over dit dier. Het is dus van belang om, als u deelneemt aan de regeling, u dit goed te realiseren en goede afspraken te maken bij eventuele verkoop van het dier (anders dan voor de slacht). In de toelichting bij de Vrijstellingsregeling wordt de mogelijkheid van een kettingbeding genoemd. Wat houdt een kettingbeding in?

Kettingbeding

Een kettingbeding houdt in dat u als verkoper met de koper afspreekt dat de koper, op straffe van een boete, zich aan bepaalde afspraken zal houden, in dit geval spreekt u af dat het dier nooit gehouden zal worden voor de melkveehouderij. Daarnaast spreekt u met de koper af dat de koper, mocht hij het dier zelf weer doorverkopen, eenzelfde afspraak zal maken met de opvolgende koper, enzovoort. De koper wordt dus verplicht om, bij eventuele doorverkoop van het dier, een afspraak te maken ten behoeve van u als oorspronkelijk verkoper.

Het nadeel van zo’n regeling is dat men ervoor kan kiezen om zich niet aan de afspraak te houden. Weliswaar kunt u als oorspronkelijke koper degene die zich niet aan deze afspraak houdt daarop aanspreken en de boete innen, maar de ketting is dan wel doorbroken (de koe is inmiddels gebruikt voor de melkveehouderij) en u zult daarvan consequenties ondervinden in die zin dat u voor een periode in het verleden alsnog over voldoende fosfaatrechten dient te beschikken.

Afweging risico’s 

Zo’n kettingbeding is dus zeker niet waterdicht. Vóórdat u deelneemt aan de Vrijstellingsregeling dient u een inschatting te maken van hoe groot de kans is dat een dier in de toekomst alsnog voor de melkveehouderij gebruikt wordt. Bij een dubbeldoel koe zal die kans wellicht groter zijn dan bij een koe van een zuiver vleesras, hoewel een dubbeldoel koe vaak al wel gemolken wordt.

Is de kans klein dat een dier alsnog wordt aangewend voor de melkveehouderij, dan zal de kans dat u achteraf onvoldoende fosfaatrechten blijkt te hebben gehad, ook klein zijn. Is de kans echter reëel dat een dier alsnog wordt aangewend voor de melkveehouderij, dan dient u zich te realiseren dat u, als deelnemer aan de Vrijstellingsregeling, een behoorlijk risico loopt indien u het dier doorverkoopt (anders dan aan de slachterij). Zorg in dat geval dat de boete in het kettingbeding hoog genoeg is, zodat deze een afschrikwekkend effect heeft en men zich aan de afspraak zal houden. Daarnaast zal met het bedrag van de boete, mocht de afspraak toch geschonden worden, (een deel van) de sanctie in verband met een tekort aan fosfaatrechten, opgevangen worden.

De Vrijstellingsregeling is nog met veel onzekerheid omgeven. Zo blijkt uit de regeling dat het mogelijk is om per kalenderjaar deel te nemen, maar is onduidelijk wat er gebeurt op het moment dat u besluit niet langer deel te nemen aan de Vrijstellingsregeling. Daarnaast heeft de Minister aangekondigd dat er een wetsvoorstel op komst is dat ervoor zorgt dat jongvee in de zoogkoeienhouderij buiten het stelsel van fosfaatrechten blijft. Onduidelijk is wanneer dit wetsvoorstel komt, wanneer de uiteindelijke wet in werking treedt en wat de inhoud ervan zal zijn.

Meer weten? Neem dan contact met ons op.

[1] Zie Memorie van Toelichting bij Wijziging van de Meststoffenwet in verband met invoering van een stelsel van fosfaatrechten, paragraaf 4.2 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2016/17, 34 532, nr. 3).

[2] Artikel 1 lid 1 onderdeel kk Mw.