Terugvorderen van hetgeen onteigend is

De afgelopen 10 jaar is veel agrarische (bebouwde of onbebouwde) grond door de overheid onteigend ten behoeve van woningbouw, bedrijventerreinen, infrastructuur, recreatie of natuur. Vele projecten zullen geen doorgang meer vinden door geldgebrek of omdat er geen vraag meer is naar de nog te realiseren woningen, kantoren of bedrijfsgebouwen.

Indien de onteigenaar (de overheid) binnen drie jaar na het onherroepelijk worden van het onteigeningsvonnis:

  • geen begin heeft gemaakt met het werk waarvoor onteigend is,
  • of wanneer het werk drie jaar heeft stil gelegen,
  • of als blijkt dat het werk niet meer tot stand zal worden gebracht,
    dient de onteigenaar degene die onteigend is de mogelijkheid te bieden om het onteigende terug geleverd te krijgen in de toestand waarin het zich dan bevindt. Bij acceptatie van dat aanbod moet de schadeloosstelling terug worden gegeven in evenredigheid tot de terug ontvangen waarde. De hoogte van het te restitueren bedrag hoeft dus niet gelijk te zijn aan de waarde die tijdens de onteigening werd vastgesteld. De onteigenaar zal het aanbod tot teruglevering moeten doen binnen drie maanden na verloop van de eerder genoemde termijn van drie jaar.

Als de onteigenaar een aanbod tot teruglevering achterwege laat, heeft de partij die is onteigend het recht om het onteigende goed terug te vorderen in de toestand waarin het zich dan bevindt, ook hier onder gehoudenheid om de schadeloosstelling terug te geven in evenredigheid tot de terug ontvangen waarde. Degene die onteigend is kan in plaats van teruglevering ook schadevergoeding vorderen boven hetgeen hij reeds heeft ontvangen in de onteigeningsprocedure.

De vordering tot teruglevering kan alleen ingesteld worden door degene die is onteigend en diens rechtsopvolgers onder algemene titel, d.w.z. de erfgenamen, maar niet de verkrijger via een legaat. De vordering tot teruglevering staat alleen open tegen de partij (overheid) die onteigend heeft, dus niet tegen een opvolgend eigenaar.

Onder “beginnen met het werk waarvoor werd onteigend” wordt verstaan het feitelijk beginnen. De feitelijke werkzaamheden hoeven niet aangevangen te zijn op het onteigende zelf. Bij een onteigening ten behoeve van een weg, kan het dus zijn dat men kilometers verderop al wel begonnen is met de aanleg zodat het slechts een kwestie van tijd is tot het moment waarop men aan de gang gaat op het onteigende perceel. Iemand die niet onteigend is maar zijn grond heeft verkocht, heeft geen vordering tot terug levering.

Kees van Schaik
GVK Advocaten Zwolle